Type plan: beheersverordening
Naam van het plan: Nieuwenhagen-Lichtenberg
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0882.BVLICHTENBERG02001-VG01

4.2 Waterhuishouding

 
De watertoets is een procesinstrument dat als doel heeft te komen tot een betere inbreng van wateraspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De kern bestaat uit een set van procedure afspraken, vormvereisten en inhoudelijke aandachtspunten en wordt toegepast binnen de bestaande procedures en regelgeving. Voor initiatiefnemers van ruimtelijke plannen en besluiten, met name gemeenten en waterschappen, is het van belang om te weten dat de provincie toeziet of in ruimtelijke plannen en besluiten aan de watertoets gevolg wordt en is gegeven. De watertoets is van toepassing op bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen (grotere projecten). De initiatiefnemer van een ruimtelijk plan dient in principe de watertoets uit te voeren en de uitkomsten daarvan aan te geven in een waterparagraaf. De waterhuishoudkundige aspecten omvatten onder meer veiligheid voor water, wateroverlast, waterkwaliteit en verdroging.
 
De gemeente Landgraaf valt in de zin van wateraangelegenheden binnen de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas. Conform het stroomschema van het Waterschap Roer en Overmaas dienen bestemmingsplannen te worden ingediend bij het Watertoetsloket. Voor de voorliggende beheersverordening kan worden volstaan met een beschrijving van het watersysteem: er vinden geen wijzigingen plaats in de waterhuishouding binnen het besluitgebied, het plan voorziet niet in nieuwe initiatieven en er is derhalve ook geen sprake van een toename van verharding. In het besluitgebied zijn geen (primaire) water gelegen. Het besluitgebied bevat wel een rioolwatertransportleiding. Deze leiding is inclusief de bijbehorende beschermingszone positief bestemd. Tevens zal binnen alle bestemmingen de realisatie van waterhuishoudkundige voorzieningen rechtstreeks mogelijk worden gemaakt.
 
Nieuwe ontwikkelingen
Nieuwe ontwikkelingen in het besluitgebied zullen via aparte ruimtelijke procedures worden vormgegeven en vormen geen onderdeel van onderhavige beheersverordening. Deze ontwikkelingen dienen alsdan te voldoen aan de principes van duurzaam stedelijk waterbeheer. Algemeen geldt dat regenwater van nieuwe bebouwing en verharding niet wordt aangesloten op de gemeentelijke riolering en binnen het besluitgebied moet worden verwerkt. De waterbeheerders hebben een voorkeursvolgorde uitgewerkt. Hergebruik van hemelwater heeft de eerste voorkeur, gevolgd door infiltratie in de bodem en afvoer naar oppervlaktewater. Of lozing op oppervlaktewater mogelijk is, is afhankelijk van de kwaliteit van het regenwater en de kwetsbaarheid van het oppervlaktewater. De levensgemeenschappen in bronbeken en bovenlopen van beken zijn over het algemeen te kwetsbaar om lozing van afgekoppeld regenwater toe te staan en wordt alleen overwogen als er geen alternatieven zijn en er goede zuiverende voorzieningen worden toegepast. Minder beperkingen gelden voor het lozen in grotere, minder kwetsbare wateren. Een laatste optie is lozen op de gemengde riolering.
 
Het water wordt bij voorkeur binnen de plangrens geborgen om afwenteling naar andere gebieden te voorkomen. Hiervoor moet dan ruimte worden gereserveerd binnen het plan, bijvoorbeeld in combinatie met groen. Richtlijn is om 10% ruimte binnen het besluitgebied te reserveren voor water. De waterbeheerders hebben een grote voorkeur voor bovengrondse voorzieningen voor het inzamelen, transporteren, bergen en infiltreren van regenwater om het beheer en onderhoud van deze voorzieningen relatief eenvoudig is. Ook kunnen bovengrondse voorzieningen goede zuiverende eigenschappen bezitten. Bovengrondse voorzieningen zijn tevens goed te combineren met groenvoorzieningen en kunnen bijdragen aan de waterbeleving van het gebied.
 
Voor de dimensionering van regenwatervoorzieningen wordt een bui van 35 mm in 45 minuten (T=25 jaar)gehanteerd. Een doorkijk naar een bui van 45 mm in 30 minuten (T=100 jaar) biedt zicht op de kans op wateroverlast in extreme situaties. De voorzieningen dienen na 24 uur weer beschikbaar te zijn voor een eventuele volgende bui.
 
Diffuse verontreinigingen van water worden voorkomen door het nemen van bronmaatregelen zoals het toepassen van duurzame (niet uitlogende) bouwmaterialen. Qua beheer moet worden gekozen voor chemievrije onkruidbestrijding, minimaal gebruik van strooizout en het ontmoedigen van autowassen op straat en honden uitlaten. Geconcentreerde infiltratie van regenwater op locaties met mobiele bodemverontreiniging is af te raden in verband met het risico op verplaatsing van de verontreiniging. Bij immobiele bodemverontreiniging is infiltratie wel te overwegen. Diepte-infiltratie wordt afgeraden omdat hiermee eventuele verontreinigingen direct in de ondergrond worden gebracht.