Als ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk de bodem van gronden ter plaatse van het op de illustratie aangegeven besluitsubvlak 'specifieke vorm van waarde - archeologisch monument' (swr-am) zijnde een archeologisch monument als bedoeld in art. 1, lid c van de Monumentenwet 1988, ongeacht de diepte onder het maaiveld zal worden verstoord, dient op grond van art. 11 en 14 van de Monumentenwet 1988 een vergunning te worden overlegd van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, vertegenwoordigd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).