Type plan: beheersverordening
Naam van het plan: Nieuwenhagen-Lichtenberg
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0882.BVLICHTENBERG02001-VG01

3.3 Provinciaal beleid

 
Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL), actualisatie 2011
Op 22 september 2006 is het POL 2006 vastgesteld door Provinciale Staten van Limburg. Net als het eerste POL (uit 2001) is POL 2006 een integraal plan dat bestaande, verschillende plannen voor de fysieke omgeving op de beleidsterreinen milieu, water, ruimte, mobiliteit, cultuur, welzijn en economie integreert. Het bevat de provinciale visie op de ontwikkeling van Limburg en beschrijft voor onderwerpen waar de provincie een rol heeft de ambities, de context en de hoofdlijnen van de aanpak. POL 2006 is het beleidskader voor de toekomstige ontwikkeling van Limburg tot een kwaliteitsregio, die zich bewust is van de unieke kwaliteit van de leefomgeving en de eigen identiteit. Ten behoeve van de kwaliteitsregio Limburg wordt ingezet op duurzame ontwikkeling. Dat is een ontwikkeling die tegemoetkomt aan de behoeften van de huidige generatie zonder de mogelijkheden van toekomstige ge­neraties in gevaar te brengen om ook in hún behoeften te voorzien. Medio 2008, 2009, 2010 en voor het laatst in 2011 zijn beperkte delen van het POL aangevuld op basis van gewijzigde beleidsstukken, met POL-aanvullingen.
 
Op 'Kaart 1 Perspectieven' van het POL is het besluitgebied vrijwel geheel aangeduid als ‘Stedelijke bebouwing’ (P9). Daarnaast is een zeer beperkt deel van het noordwestelijk deel van het besluitgebied aangeduid als ‘Stedelijke ontwikkelingszone’ (P8). De zuidzijde van het besluitgebied bevat daarnaast gronden behorende tot de 'Ecologische Hoofdstructuur' (P1) en de 'Provinciale Ontwikkelingszone Groen' (POG, P2). Het besluitgebied is tevens gelegen binnen de ‘Grens dynamisch stedelijk gebied’.
 
De navolgende afbeelding toont de begrenzing van het besluitgebied weergegeven op de POL-kaart:
 
 
 
De stedelijke bebouwing is gelegen binnen de ‘Grens dynamisch stedelijk gebied’, die gekoppeld is aan de stadsregio’s. De stadsregio’s vormen de vertaling van de bundelingsgebieden zoals het Rijk die hanteert in de Nota Ruimte. Het zo compact mogelijk houden van de steden is daarbij het uitgangspunt. Iedere stadsregio is voorzien van een grens stedelijke dynamiek (paarse contour, zie kaartbeeld op deze pagina). Deze grenzen zijn vastgelegd op basis van de natuurlijke waarden in het omliggende gebied en een goede functionele en stedelijke samenhang, rekening houdend met de verwachte groei, zoveel mogelijk samenvallend met bestaande elementen zoals wegen. Deze begrenzing laat onverlet dat er sprake is van een sterke wisselwerking tussen stedelijke en landelijke gebieden. Voor veel voorzieningen is men vanuit het landelijk gebied aangewezen op de steden. Omgekeerd is de kwaliteit van het landelijk gebied mede bepalend voor de aantrekkelijkheid van de stedelijke gebieden als vestigingsgebied. Binnen de stadsregio’s dienen nieuwe activiteiten zoveel mogelijk geconcentreerd te worden in de bestaande stedelijke bebouwing. 
 
De '
Stedelijke bebouwing' (Perspectief 9)
omvat de aanwezige of als zodanig al bestemde woon- en winkel- en voorzieningengebieden, bedrijventerreinen en bijbehorende wegen. Er is hier in veel gevallen nog de nodige ontwikkelingsruimte. De verstedelijkingsopgave wordt voor zover mogelijk hier ingevuld, met in achtneming van de randvoorwaarden vanuit het watersysteem (via de watertoets). Ook dient er aandacht te zijn voor de stedelijke wateropgaven ten aanzien van wateroverlast, afkoppeling, riolering en ecologisch water. Waar nodig wordt hier door herstructurering de vitaliteit van buurten en wijken en de kwaliteit van werklocaties geborgd dan wel verbeterd. De milieukwaliteit in dit gebied dient te worden afgestemd op aard en functie van de deelgebieden. Binnen de bestaande bebouwing verdienen de stedelijke centrumgebieden bijzondere aandacht, levendige gebieden met een sterke menging van functies. Hier komt de stedelijke dynamiek bij uitstek tot uiting. Behoud en versterking van die vitaliteit van centrumgebieden is het uitgangspunt. Bijzonder belang wordt gehecht aan de aanwezigheid in centrumgebieden van woonfuncties en stedelijke voorzieningen (publieksgerichte kantoren, stedelijke recreatie, recreatief winkelen).
 
De 'Stedelijke ontwikkelingszone' (Perspectief 8) omvat landbouwgebieden tussen het bestaand stedelijk gebied en de grens stedelijke dynamiek rondom iedere stadsregio. Deze zones bieden allereerst plaats aan mensgericht natuur zoals stadsparken, openluchtrecreatie en sportcomplexen. Deze functies zijn belangrijk voor het welzijn van de bewoners en vangen een deel van de stedelijke recreatiedruk op. Deze gebieden kunnen ook ruimte bieden aan stadsuitbreiding in de vorm van nieuwe woonwijken, bedrijventerreinen, kantoorlocaties en winkelgebieden. Als er nieuwe rode ontwikkelingen in Stedelijke ontwikkelingszones nodig zijn, dan dienen deze bij voorkeur aansluitend aan de bestaande stedelijke bebouwing gerealiseerd te worden. Ontwikkeling van nieuwe woongebieden, werklocaties of andere rode ontwikkelingen dienen bij te dragen aan de revitalisering of herstructurering van bestaande stedelijke gebieden.
 
In het besluitgebied is een strook grond in de zuidelijke begrenzing alsmede nabij zorginstelling Op de Bies aangeduid als P1 en vormt daarmee een bos- en natuurgebied dat deel uitmaakt van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De Ecologische Hoofdstructuur omvat bestaande bos- en natuurgebieden, te ontwikkelen nieuwe natuur- en beheersgebieden, ecologisch water en beken met een specifieke ecologische functie (SEF-beken). De EHS maakt onderdeel uit van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur. Het provinciaal beleid voor de EHS is gericht op het beschermen en realiseren van deze samenhangende robuuste structuur van grotere natuur- en bosgebieden en verbindingen daartussen. Voor ontwikkelingen die de wezenlijke kenmerken van deze gebieden aantasten of de nagestreefde natuurontwikkeling belemmeren geldt het 'nee, tenzij'-regime. Onder strikte condities kunnen voor knelpuntsituaties oplossingen worden gecreëerd mits dit tevens leidt tot een versterking van de ecologische structuur. Bij het niet kunnen voldoen aan de voorwaarden voor het 'nee, tenzij'-regime kan een herbegrenzing van de EHS dan wel de EHS-saldo-benadering eveneens aan de orde zijn. Door het ontbreken van ruimtelijke ontwikkelingen in onderhavige beheersverordening heeft de beheersverordening geen gevolgen voor de EHS. 
 
De Provinciale Ontwikkelingszone Groen (P2) vormt samen met de EHS de ecologische structuur in Limburg. Anders dan de EHS omvat de POG vooral landbouwgebieden. In onderhavige beheersverordening zijn enkele gronden nabij zorginstelling Op de Bies als zodanig aangeduid. Binnen de POG geldt een ontwikkelingsgericht basisbescherming. Behoud en ontwikkeling van natuur en landschapswaarden zijn richtinggevend voor ontwikkelingen in de POG. Ook van belang zijn het in stand houden van een goede toeristisch-recreatieve structuur en een op het landschap georiënteerde landbouw. Het POG omvat vooral landbouwgebieden als buffer rond de EHS, ecologische verbindingszones en gronden die een natuurkarakter krijgen. Het beleid in de POG is gericht op het versterken en ontwikkelen van natuur- en landschapswaarden. Binnen de POG wordt tevens zorg gedragen voor het vasthouden en bergen van water in de beekdalen, in combinatie met ecologisch herstel van de SEF-beken, waterconservering ten behoeve van de grondwaterafhankelijke natuurgebieden en het voorkomen van erosie op de steilere hellingen.
 
De beleidskaarten ’Kristallen waarden’, ‘Groene waarden’ en ‘Blauwe waarden’ kennen geen overige relevante beleidsuitgangspunten voor het besluitgebied.
 
Geconcludeerd kan worden dat onderhavige beheersverordening geen ontwikkelingen en situaties bevat welke niet zouden passen binnen de uitgangspunten van het POL. De beheersverordening bevat een planologisch-juridische-regeling voor een gebied dat in zijn verschijningsvorm, functionele en bebouwde situatie, voorzieningenniveau en ruimtelijke uitstraling past binnen de kaders zoals in het POL 2006 (actualisatie 2011) voor dit gebied zijn verwoord.
 
POL-aanvulling Verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering
De POL-aanvulling Verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering vormt onder andere het kader voor een nieuwe beleidsregel: het Limburgs Kwaliteitsmenu. Deze beleidsregel regelt de ‘extra’ condities en voorwaarden waaronder bepaalde ontwikkelingen in het landelijk gebied buiten de contouren mogelijk zijn. Essentie is dat de beoogde ontwikkelingen gepaard moeten gaan met landschappelijke kwaliteitsverbetering, natuurontwikkeling en ontstening. Dit ter compensatie van het door de ontwikkeling optredende verlies aan omgevingskwaliteit.
 
Onderhavige beheersverordening wordt gekenmerkt door de afwezigheid van ruimtelijke ontwikkelingen. In zoverre behoeft er geen rekening te worden gehouden met het Limburgs Kwaliteitsmenu. Zouden zich in het besluitgebied ruimtelijke ontwikkelingen gaan voordoen dan dienen deze hun eigen afwegingskader en ruimtelijke procedure te doorlopen. Eén van de onderdelen die alsdan beschouwd dienen te worden is het kunnen voldoen aan het Limburgs Kwaliteitsmenu of de gemeentelijke uitwerking daarvan in het Gemeentelijk Kwaliteitsmenu.