Type plan: beheersverordening
Naam van het plan: Nieuwenhagen-Lichtenberg
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0882.BVLICHTENBERG02001-VG01

Artikel 19 Leiding - Water

19.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor het d(e) andere daar voorkomendende besluitvlak(ken), mede bestemd voor ondergrondse leidingen voor het transporteren van water, waarbij ter plaatse van het besluitsubvlak 'hartlijn leiding - water' het hart van de waterleiding is gelegen.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Algemeen
 
Op de voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden mag, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen niet worden gebouwd.
  
19.2.2 Uitzondering
 
Het in artikel 19 lid 2.1 bepaalde is niet van toepassing voor bouwwerken van geringe omvang ten dienste van de betreffende leiding met een hoogte van maximaal 3,20 meter.
  
19.3 Afwijken van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan, gehoord de leidingbeheerder, bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 19 lid 2.1 bepaalde ten behoeve van het oprichten van bouwwerken welke ter plaatse conform de aangegeven bestemming mogen worden opgericht, mits deze geen gevaar opleveren voor de leiding of aan het functioneren van de leiding geen afbreuk doen en/of door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden een en ander kan worden voorkomen.
  
19.4 Specifieke gebruiksregels
19.4.1 Algemeen
 
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor:
  1. en/of op een wijze die gevaar kan opleveren voor de leiding of aan het functioneren van de leiding afbreuk doet;
  2. het uitvoeren van ontgrondingen;
  3. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverharding;
  4. het aanbrengen van diep wortelende beplanting;
  5. het verrichten van grondwerkzaamheden dieper dan 0,40 meter en anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  6. het verrichten van grondophogingen met een hoogte van meer dan 0,30 meter.
 
19.4.2 Verbodsbepaling
 
In afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen is het verboden de gronden te gebruiken voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, behoudens voor zover het de uitvoering betreft van werken of werkzaamheden ten behoeve van de desbetreffende ondergrondse leiding.
  
19.4.3 Uitzondering
 
De verbodsbepaling in artikel 19 lid 4.1 en artikel 19 lid 4.2 geldt niet voor werken en werkzaamheden:
  1. vallend onder normaal (agrarisch) onderhoud en gebruik, waaronder normaal spit- en ploegwerk anders dan diepploegen en voor zover de belangen in verband met de leidingen hierdoor niet worden geschaad;
  2. noodzakelijk in verband met de aanleg van een natuurlijke watergang voor het afvoeren van hemelwaterafvoer.
 
19.5 Afwijken van de gebruiksregels
19.5.1 Algemeen
 
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 19 lid 4.1 bepaalde, mits:
  1. daardoor geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de leiding;
  2. het functioneren van de leiding niet in gevaar komt;
  3. er voorwaarden aan verbonden worden waardoor er geen schade te verwachten is of het functioneren van de leiding niet in gevaar komt.
 
19.5.2 Voorwaarden afwijken van de gebruiksregels
 
Het bij een omgevingsvergunning afwijken als in artikel 19 lid 5.1 bedoeld wordt slechts toegestaan nadat vooraf advies bij de beheersinstantie van de betrokken leiding is ingewonnen over de vraag of de in artikel 19 lid 4.1 vermelde activiteiten daadwerkelijk gevaar opleveren voor de leiding, dan wel afbreuk doen aan het functioneren ervan en de eventueel ter voorkoming daarvan te stellen voorwaarden.